Lesidee: Visible thinking routines voor easy readers (1)
- Geplaatst op
- Door Kirstin Plante
- 0
Tijdens een workshop van mijn collega en vriendin Beth Skelton kwam ik in aanraking met Visible Thinking Routines. Dit zijn een soort stappenplannen om het denkproces van leerlingen in kaart te brengen. Ik heb ze een beetje aangepast zodat ze perfect zijn voor je lesplan rondom een leesboekje!
Eén van de eerste vragen die Beth stelde was: wat doe je als je denkt? Wat gebeurt er in je hoofd als je denkt? Maak je associaties, schema's, plaatjes, prioriteitenlijstjes....? Al brainstormend kwamen we op meer dan 20 verschillende vormen van 'denken'. De visible thinking routines van David Perkins zijn activiteiten die al deze vormen visueel maken.
Beth presenteerde deze routines enerzijds als manier om een cultuur van kritisch denken te ontwikkelen binnen een school, en anderzijds als werkvormen om tweetalig onderwijs aan te bieden. Ik zat zelf natuurlijk vooral te luisteren als docente Spaans, en WAUW, wat leken die thinking routines me geweldige werkvormen om te gebruiken in de aanloop naar het lezen van leesboekjes, en voor het verwerken van wat we gelezen hebben!
De routines die ik al heb uitgevoerd in mijn lessen zijn: "What makes you say that?" (met een kleine twist) en "think, puzzle, explore" als voorbereiding op het lezen van een hoofdstuk uit een leesboekje, en "Vragenstorm" (mijn vertaling van Question Starts) en "kleur, symbool, plaatje".
Ik heb ze in het Spaans gedaan, met mijn semi-beginnersgroep. Deze groep heeft ongeveer 50 uur Spaans gehad. Daar moet ik bij zeggen dat ik met TPRS lesgeef, dus dat mijn leerlingen gewend zijn om 100% in het Spaans les te krijgen, te verstaan en te spreken. Omdat er wel wat output van de leerlingen gevraagd wordt, zou ik deze routines nog niet met absolute beginners doen.
What makes you say that?
De oorspronkelijke versie bestaat uit twee stappen, ik heb Beth Skelton's voorbeeld gevolgd en er een stap aan toegevoegd. Het gaat als volgt: je zoekt een foto of afbeelding die te maken heeft met een gebeurtenis of thema uit het hoofdstuk. Liefst een foto die niet totaal eenduidig is, dus waar wat te raden overblijft. Beth raadde hiervoor de Picture of the Week aan, van The New York Times. Laat die foto zien op het digibord of projecteer hem op een whiteboard. Op een ander bord (of poster) maak je twee kolommen.
Stap 1: Wat zie je op de foto?
Leerlingen werken in tweetallen. Om beurten zeggen (of schrijven) ze iets wat ze zien op de foto. Ze mogen alleen iets noemen wat je echt kunt zien, en niet gaan interpreteren ("ik denk dat dat ding daarachter een kameel is"). Ze starten hun zin steeds met: "Ik zie ..."
Woorden die ze niet kennen, mogen ze aan mij vragen of opzoeken op hun telefoon.
Na een minuut (of twee) inventariseer je klassikaal wat ze zoal hebben gezien. Schrijf de antwoorden op en rond de foto, zodat je een soort plaatjeswoordenboek krijgt. Als je wilt kunnen leerlingen hier een foto van maken, of zelf een plaatje tekenen en de woorden erbij schrijven.
Wil je de nieuwe woorden (bijvoorbeeld "hand") in deze fase alvast een beetje inslijpen, ga er dan wat vragen over stellen: "Zie je een grote of een kleine hand? Zie je een mannenhand? Zie je een linkerhand of een rechterhand? Hoeveel handen zie je?"
Doel van deze opdracht:
- bekende woordenschat activeren
- woordenschat aanvullen met nieuwe woorden (vaak zijn dit juist de woorden die we nodig hebben voor het hoofdstuk dat we hierna gaan lezen); omdat leerlingen deze woorden zelf willen weten vanuit de noodzaak iets in de foto te beschrijven, is de motivatie om deze woorden te leren intrinsiek.
- onderscheid leren zien tussen observatie en interpretatie
Stap 2: Wat denk je dat er aan de hand is?
Leerlingen noemen nu om beurten iets wat ze *denken* over de foto. Iedere zin die ze zeggen start met "Ik denk dat ...". "Ik denk dat het warm is", "ik denk dat de tas heel zwaar is", "ik denk dat de man en de jongen bij elkaar horen". Ook hier is weer een beperking: ze zeggen alleen WAT ze denken, en geven daar verder geen uitleg bij.
Als dat deze constructie nog te lastig is voor je leerlingen, laat hen dan alleen datgene benoemen wat ze denken, in een hoofdzin: "het is warm", "de tas is zwaar", enzovoort. JIj kunt dan bij het inventariseren (zie hieronder) hun interpretatie parafraseren door te zeggen: "oh, dus jij denkt dat de tas zwaar is".
Ook hier weer mogen leerlingen zelf woorden opzoeken of aan jou vragen.
Na een minuut (of twee) inventariseer je en schrijf je de antwoorden in de eerste kolom op het bord.
Ik vind het zo bijzonder om te horen wat mensen allemaal opmerken! Vaak heb ik zelf al een vooropgezet idee bij een foto, maar wordt die helemaal onderuit gehaald door alle dingen die mijn leerlingen opmerken. Grappig is ook dat ze vaak heel veel dingen zien en opmerken die helemaal niets te maken hebben met het - in mijn ogen - opvallendste van de foto.
Als je deze fase wat meer wilt 'uitmelken', vergelijk dan interpretaties: "Marit denkt dat het warm is. Denkt Jelle ook dat het warm is? Wat denkt Jelle? Denkt Jelle dat de tas heel zwaar is of denkt Kees dat de man en de jongen bij elkaar horen? Wie denkt er dat het koud is?" Ook kun je hier een kleine brain break van maken door leerlingen bij iedere stelling een handeling te laten uitvoeren: "Wie denkt dat het warm is, loopt naar de deur" (een groepje leerlingen loopt naar de deur. "Wie denkt dat de man en de jongen bij elkaar horen, legt zijn hand op zijn hoofd." (een deel van de leerlingen bij de deur, en een deel van de leerlingen die nog zitten, legt zijn hand op zijn hoofd). Enzovoort. Het verdient aanbeveling om vooraf een lijst met mogelijke 'fysieke antwoorden' te maken.
Doel van deze opdracht:
- onderscheid ervaren tussen observeren en interpreteren
- zinnen produceren in de doeltaal met bekende woordenschat
- woordenschat uitbreiden naar eigen behoefte
Stap 3: Waarom denk je dat?
De eigenlijke vraag is: "Wat zie je in de foto waardoor je dat denkt?" Dat is voor beginners nogal een gecompliceerde zin. Ik heb daar verschillende tactieken voor. Ten eerste breek ik de zin in stukjes: "Waarom denk je dat? - Wat is er in de foto?" Eventueel vertaal ik deze zinnen op het bord of door middel van de sandwich-techniek (Spaans-Nederlands-Spaans). Dan vraag ik hetzelfde nog een keer, maar met gebaren en met een concreet voorbeeld: "Waarom denk je dat het warm is? Wat zie je in de foto?" En eventueel parafraseer ik, weer met gebaren en aanwijzen van de foto en de stelling: "Wat zie je in de foto waardoor je denkt dat het warm is?" (Ik verwacht niet dat ze deze zin kunnen reproduceren, maar wel begrijpen.)
Je kunt de vragen natuurlijk ook gewoon in het Nederlands stellen, maar ik vind het zelf wel de moeite waard om tijd te besteden aan het aanleren van dit soort vragen, zodat ik ze een volgende keer weer kan gebruiken.
De leerlingen kunnen nu de woorden uit stap 1 gebruiken om hun interpretaties uit stap 2 te ondersteunen. De zin die ze gebruiken is: "Ik denk dat... omdat..."
De docent schrijft de antwoorden in de derde kolom. Ik vind het erg leuk om te horen hoe verschillend eenzelfde gegeven op de foto door verschillende leerlingen geïnterpreteerd wordt. Twee tegenovergestelde interpretaties kunnen door eenzelfde figuur in de foto ondersteund worden. Er is geen goed antwoord en geen fout antwoord, het gaat alleen maar om het in kaart brengen van de gedachtengang van de leerlingen.
Doel van deze opdracht:
- heractiveren van bekende en nieuwe woorden
- argumenteren
- ervaren hoe eenzelfde beeld heel verschillende gezichtspunten kan opleveren
Al met al vind ik het een geweldige manier om woordenschat te activeren en uit te breiden terwijl je onder de oppervlakte duikt van een op het eerste gezicht misschien eenvoudige foto. Ik sta te kijken van de enorme variatie aan invalshoeken die leerlingen geven, en heb naderhand echt het gevoel dat ikzelf ook weer een nieuwe kijk op de foto heb gekregen.
Laat me weten hoe het uitpakt als jij dit ook hebt uitgeprobeerd?
Reacties
Wees de eerste om te reageren...