Ik heb het al vaker gezegd: wanneer je samen met je klas een leesboekje leest, gaat het niet zozeer om het boekje zelf, als wel om alles wat je eromheen doet. Praten over thema’s, praten over jouw leerlingen, praten over wat er in het boekje gebeurt… Het verhaal in het boekje is namelijk niet alleen zélf een bron van taal, maar vormt grotendeels een excuus om met jouw leerlingen te kunnen communiceren in de doeltaal.
Als je mijn eerdere blogposts hebt gelezen, dan weet je dat veel lezen in een andere taal één van de beste dingen is die je kunt doen om een taal te leren. Veel luisteren naar die andere taal is een tweede. Sterker nog, als je alleen leest en niet luistert, kan het gebeuren dat je de uitspraak van woorden verkeerd leest en dus verkeerd onthoudt.
Zo ongeveer de saaiste vraag die je aan je leerlingen kunt stellen is ‘wie weet nog waar we het de vorige les over hebben gehad?” Ten eerste impliceer je met deze vraag dat je verwacht dat de meeste leerlingen NIET hebben onthouden wat er de vorige les besproken is. Ten tweede is de vraag zo algemeen gesteld dat veel leerlingen er te weinig houvast aan hebben, en ten derde is het gewoon een heel saaie vraag.
Eén van de beste adviezen die je je leerlingen kunt geven als je wilt dat ze ‘vloeiend’ gaan lezen, is: “Lees geen enkel woord”. Huh? Maar we willen toch dat ze gaan lezen? Ja, precies. We willen dat ze lezen. Lezen om de boodschap, de inhoud, het verhaal van een tekst te begrijpen. Lezen om kennis op te doen over een bepaald onderwerp, lezen om mee te leven met een personage, lezen om te weten hoe het verhaal afloopt: wordt de moord opgelost, vinden de geliefden elkaar, lukt het de hoofdpersoon om het kwaad te verslaan?
Als talendocent hoop je dat jouw leerlingen met enig plezier leesboekjes gaan lezen, omdat je weet dat ze hierdoor gemakkelijk veel taalinput krijgen en een flinke woordenschat opbouwen. Maar steeds weer merk je dat het niet meevalt om leerlingen aan het lezen te krijgen en te houden. Waarom toch?